Overslaan en naar de inhoud gaan
Gewestelijke Overheidsdienst Brussel
MijnBEW

Droogkuiser-verver

Wie de activiteit van droogkuiser-verver wil uitoefenen, moet naast de basiskennis bedrijfsbeheer ook de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen.

Vereisten voor de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen voor de activiteit van droogkuiser-verver:

Het ondernemingsloket waar u de (wijziging van de) inschrijving vraagt, gaat na of de onderneming aan de voorwaarden voldoet.

Definitie

Onder de activiteit van droogkuiser-verver moet worden verstaan: hij of zij die gewoonlijk en zelfstandig voor rekening van derden:

  • kledingsstukken, huishoud- of bedrijfslinnen droogkuist of verft.
  • droogkuisinstallaties ter beschikking stelt, waar de klant zelf kledingsstukken, huishoud- of bedrijfslinnen kan droogkuisen of verven.

Wie moet de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?

De personen die de sectorale beroepsbekwaamheid moeten bewijzen zijn dezelfde personen als die welke de basiskennis bedrijfsbeheer moeten bewijzen.

Hoe de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?

De sectorale beroepsbekwaamheid kan op drie manieren bewezen worden:

  • een akte: artikel 5 van het koninklijk besluit van 24/2/1978 bepaalt welke akten in aanmerking komen. Voor akten die u niet onmiddellijk terugvindt, kunt u de diplo-databank raadplegen.
  • voldoende praktijkervaring: u moet binnen de laatste tien jaar een praktijk van vijf jaar bewijzen. De praktijk mag buiten de laatste tien jaar gestart zijn als:
    • de praktijk eindigt binnen de laatste tien jaar.
    • het om een ononderbroken periode van vijf jaar gaat.
  • wie geen geldig diploma of onvoldoende praktijkervaring heeft, kan een examen afleggen bij de Centrale Examencommissie. Het examen handelt over de sectorale beroepsbekwaamheid vastgelegd in artikel 4 van het KB van 24/2/1978.

Vrijstelling voor enkele ondernemingen

Enkele ondernemingen moeten de beroepsbekwaamheid niet bewijzen:

  • de onderneming die geen kleine of middelgrote onderneming is in de zin van de kmo-programmawet van 10/02/1998,
  • de onderneming die geen handels- of ambachtsactiviteiten uitoefent,
  • de ondernemingen die ingeschreven waren als handels- of ambachtsonderneming op het moment van het in voege treden van de reglementering (deze datum verschilt van activiteit tot activiteit),
  • de overnemer van een bestaande zaak (gedurende één jaar),
  • de overlevende echtgenoot van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende wettelijke samenwonende van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende partner van een overleden ondernemingshoofd die minstens zes maanden samenwoonde met dat overleden ondernemingshoofd,
  • de kinderen van het overleden ondernemingshoofd gedurende een periode van drie jaar,
  • ingeval van een vennootschap en voor zover hij/zij benoemd is tot verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur:
    • de overlevende echtgenoot van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende wettelijk samenwonende van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende partner van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur voor zover hij er sinds minstens zes maanden mee samenwoonde.

Onderdanen van een lidstaat

Onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Europese Unie + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) of Zwitserland kunnen hun in die landen behaalde beroepsbekwaamheid bovendien bewijzen met toepassing van de rechten die hun worden verleend in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties zoals omgezet door het koninklijk besluit van 17/8/2007. 

Terug naar boven